“Herman, verkoopmedewerker in een brillenzaak was toen hij nog jong was een dief. Vroeger stal hij snoepjes uit de supermarkt en samen met zijn vrienden weleens een auto. Ook had hij een keer in een museum ingebroken en een schilderij gestolen. Laatst vond hij het schilderij weer terug op zolder. Het ligt er inmiddels al meer dan twintig jaar. Herman kan zich vaag herinneren dat iemand ooit tegen hem zijn dat je na twintig jaar eigenaar van spullen kan worden. Hoe zou dat met zijn gestolen schilderij zitten? ”

Verkrijgende verjaring ook wel acquisitieve verjaring genoemd, is een zelfstandige wijze van eigendomsverkrijging. De bezitter/niet-rechthebbende verwerft na verloop van een bepaalde termijn het goed dat hij bezit. In de wet zijn twee vormen van verkrijgende verjaring te vinden. Voor de ene vorm is goede trouw vereist maar zijn de verjaringstermijnen korter. Drie jaar voor roerende zaken die niet registergoederen zijn, rechten aan toonder en order en tien jaar voor onroerende goederen. Herman is niet te goeder trouw, want hij heeft het schilderij gestolen en kan niet via deze vorm van verjaring eigenaar van het schilderij worden.

Voor de andere vorm van verkrijgende verjaring is geen goede trouw vereist maar is de verjaringstermijn twintig jaar. Deze vorm wordt verkrijging door extinctieve verjaring of bevrijdende verjaring genoemd. Wellicht kan Herman via deze vorm eigenaar van het schilderij zijn geworden?

Hieronder is eerst een korte uiteenzetting over de vorm van verkrijgende verjaring door een bezitter te goeder trouw. Deze kan eigenaar worden van een goed worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan.

Bezit

Bezit is de feitelijke macht uitoefenen over een zaak. ‘Houden voor een ander’ is haar tegenhanger. Rechtsvormen als huur, pacht en gebruik om niet, zijn vormen van houden voor een ander. Het is van groot belang of men een onroerende zaak bezit, dus houdt voor zichzelf, of dat een onroerende zaak gehouden wordt voor een ander. Alleen de bezitter van de zaak kan deze door verjaring in eigendom verkrijgen. Bij de beoordeling of er sprake is van bezit of houderschap zijn de wet, uiterlijke waarneembare feiten en de algemene verkeersopvattingen van belang. Voor bezit moet vooral naar buiten toe blijken dat de feitelijke macht over de zaak wordt uitgeoefend.

Onafgebroken bezit

Als het bezit van de zaak verloren wordt, dan eindigt in beginsel de verjaring. Als de zaak binnen een jaar na het bezitsverlies wordt herkregen dan loopt de verjaringstermijn wel door.

De bezitter is te goeder trouw

Het is noodzakelijk dat een bezitter die zich als eigenaar of rechthebbende van de zaak beschouwt zich ook redelijkerwijs als zodanig mag beschouwen. De bezitter die weet of behoort te weten dat de zaak aan een ander toebehoord is niet te goeder trouw. 

Indien een bezitter van een zaak niet bij aanvang te goeder trouw is maar dat op een later moment pas wordt dan begint de termijn pas vanaf dat moment te lopen. 

Meestal wordt goede trouw vermoed te bestaan. Degene die zich wil beroepen op kwade trouw zal dat moeten bewijzen. Als het om een onroerende zaak zoals een stuk grond gaat, is dit echter niet het geval. Een beroep op goede trouw zal niet slagen wanneer de bezitter/verkrijger van de onroerende zaak zich beroept op onbekendheid met feiten die hij door raadpleging van de openbare registers had kunnen kennen. 

Verjaringstermijn is voltooid

 De dag na het begin van het bezit begint de verjaringstermijn te lopen. Voor roerende zaken, niet registergoederen en rechten aan toonder of order drie jaren en voor andere goederen waaronder onroerende zaken tien jaar. In geval van een verkrijgende verjaring van roerende zaken, niet-registergoederen en rechten aan toonder of order bedraagt de termijn drie jaar. Wanneer de laatste dag van de vereiste tijd is verlopen is de termijn voltooid.

De bezitter niet te goeder trouw/ bevrijdende of extinctieve verjaring

Voor verkrijging door extinctieve of bevrijdende verjaring is naast het tijdsverloop van 20 jaar vereist dat degene die eigenaar of rechthebbende wordt, het goed in bezit heeft. Herman is bezitter als gekeken wordt naar de uiterlijk waarneembare feiten en de algemene verkeersopvatting. Hij heeft het schilderij onder zich en hij houdt het voor zichzelf. Herman is in beginsel dus eigenaar van het schilderij geworden.