Door ontzetting uit het ouderlijk gezag wordt de ouder het gezag over zijn of haar kind ontnomen. Vroeger stond dit bekend als iemand 'uit de ouderlijke macht ontzetten'. De ontzetting wordt op verzoek door de rechtbank uitgesproken wanneer dit in het belang van het kind noodzakelijk wordt geacht. De gronden voor het ontzetten van een ouder uit het ouderlijk gezag zijn:

  1. Misbruik van het gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van één of meerdere kinderen
  2. Slecht levensgedrag zoals drugsmisbruik of alcoholmisbruik
  3. Onherroepelijke veroordeling wegens opzettelijke deelneming aan een misdrijf tegen het kind dat onder gezag van deze ouder staat, wegens het plegen van misdrijven tegen de burgerlijke staat, wegens het plegen van misdrijven tegen de zeden, wegens het verlaten van hulpbehoevenden, wegens het plegen van misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, wegens het plegen van misdrijven tegen het leven gericht, wegens het afbreken van de zwangerschap en wegens mishandeling
  4. Het niet opvolgen van aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg of het belemmeren van een uithuisplaatsing

 

Wie kan ontzetting uit het ouderlijk gezag verzoeken?

Ontzetting uit het ouderlijk gezag kan slechts worden verzocht door de andere ouder, bepaalde bloed- of aanverwanten, de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie. Wanneer het kind inmiddels door een andere persoon wordt opgevoed en verzorgd, dan kan deze persoon ook een verzoek tot ontzetting uit het ouderlijk gezag indienen. Wanneer de rechter een ontzetting of ontheffing uit het ouderlijk gezag afwijst, dan kan hij in plaats hiervan een ondertoezichtstelling uitspreken.