Een huurovereenkomst voor woonruimte wordt afgesloten voor onbepaalde tijd, tenzij uiteraard anders is afgesproken. Opzegging door de verhuurder is dus niet mogelijk zolang er geen afspraken over een eventuele opzegmogelijkheid zijn gemaakt. De wet kent wel een paar uitzonderingen op basis waarvan, zonder dat er afspraken zijn gemaakt over opzegmogelijkheden, de huurovereenkomst wel kan worden opgezegd. De belangrijkste gronden waarop de huurovereenkomst kan worden opgezegd zijn:

  1. Niet gedragen zoals een goed huurder betaamt;
  2. Dringend eigen gebruik;
  3. Niet instemmen met een redelijk aanbod tot het aangaan nieuwe huurovereenkomst;
  4. Verwezenlijking bestemmingsplan.

Bij artikel 290-bedrijfsruimte heeft de verhuurder eveneens beperkte mogelijkheden om zelf op te zeggen. Normaal duurt een dergelijke huurovereenkomst vijf jaar. De huurovereenkomst kan zowel door de verhuurder als de huurder tegen het einde van die vijf jaar worden opgezegd.

De verhuurder kan dit maar op twee gronden doen:

  1. Niet gedragen zoals een goed huurder betaamt;
  2. Dringend eigen gebruik. Wordt er niet opgezegd dan loopt de huurovereenkomst nog eens vijf jaar door.

Tegen het einde van het tiende jaar kunnen verhuurder en huurder opnieuw opzeggen. De opzeggingsgronden voor de verhuurder zijn nu ruimer. Artikel 230a-bedrijfsruimte kent een ander regime. Bij de opzegging hoeft de verhuurder geen bijzondere grond op te voeren. Na opzegging kan de huurder verlenging van de ontruimingstermijn vragen aan de rechter. De rechter kan zo de ontruiming tot maximaal drie keer met één jaar verlengen.