De Anw is een risicoverzekering. Iedereen die in Nederland woont of werkt is verzekerd voor de Anw. De nabestaanden hebben recht op de uitkering. De Anw kent twee soorten uitkeringen, te weten de nabestaandenuitkering en de wezenuitkering.

Nabestaandenuitkering

De nabestaande kan de echtgenoot zijn van de overledene, de geregistreerde partner en de ongehuwde meerderjarige die en gezamenlijk huishouden voerde met de overledenen. Ook kan een voormalig echtgenoot aanspraak maken op een nabestaandenuitkering. Voorwaarde hiervoor is dat de overledene alimentatie betaalde aan de voormalig echtgenoot. Door het overlijden valt de alimentatie weg en de nabestaandenuitkering komt hiervoor in de plaatst.

In de volgende gevallen heeft een nabestaande recht op uitkering:

  • De nabestaande heeft een kind dat de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en het kind valt onder zijn/haar huishouden.
  • De nabestaande is ten minste 45% arbeidsongeschikt.

De nabestaandenuitkering is 70% van het minimumloon. De uitkering bedraagt 50% van het minimumloon, wanneer de nabestaande en gezamenlijk huishouding voert met een hulpbehoevende. Ook wanneer de nabestaande zijn hoofdverblijf deelt met een volwassenen wordt de uitkering teruggebracht tot 50%. De inkomsten van de nabestaande wordt op de uitkering in mindering gebracht (inkomenstoets). Inkomen uit arbeid, zoals loon en winst worden buiten beschouwing gelaten.

Wezenuitkering

De wezenuitkering hangt af van de leeftijd. Een kind jonger dan 16 jaar dat door het overlijden van zijn vader en/of moeder geen ouders meer heeft, heeft recht op een wezenuitkering. Een voorwaarde  voor deze uitkering is dat het kind voldoet aan de verplichtingen van de Leerplichtwet totdat hij of zij 21 jaar oud is.

 

Aanvraag

De Anw wordt uitgevoerd door de Sociale Zekerheidsbank. De uitkering wordt maandelijks uitbetaald.