‘Adriaan heeft zijn auto bij garagehouder Willem gebracht voor onderhoud en reparatie. Zij spreken af dat Willem de auto van winterbanden voorziet en de distributieriem vervangt. Een week later zal het klaar zijn en kan Willem zijn auto weer ophalen. Adriaan zal hiervoor binnen twee weken een bedrag van €1400 betalen. Er ontstaan twee verplichtingen. De verplichting van Willem om op het afgesproken moment de gerepareerde auto terug te geven en de verplichting van Adriaan om binnen twee weken € 1400 aan Willem te betalen. Als Adriaan de week erop zijn auto wil gaan ophalen blijkt dat Willem de werkzaamheden aan de auto nog niet heeft uitgevoerd. Kan Adriaan, nu Willem zijn verplichting niet nakomt, afzien van de nakoming van zijn verplichting?’ 
 

De wet biedt Adriaan een uitkomst. Het opschortingsrecht. Dit is een recht dat door de eisende partij kan worden ingeroepen. De eisende partij kan de koper zijn, als de verkoper niet nakomt om te leveren. Of de verkoper, als de koper de betaling niet nakomt. Het opschortingsrecht is een zekerheidsrecht en een pressiemiddel. Het moet over het algemeen worden beschouwd als uitstel maar geen afstel. Vaak zijn mensen over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar. Als een van hen niet, of slechts gedeeltelijk of ondeugdelijk nakomt, zal de ander geneigd zijn de eigen prestatie achter te houden totdat hij het hem verschuldigde heeft ontvangen. Deze handelswijze is voor de hand liggend, echter toch niet steeds toegestaan. Wanneer iemand ten onrechte opschort is er aan zijn zijde sprake van toerekenbare niet-nakoming. De wet stelt vereisten voor opschorting.

 
Voldoende samenhang

De reden voor en daarmee de mogelijk tot opschorting in een concreet geval ligt in de samenhang van de wederzijdse prestaties. De bevoegdheid tot opschorting kan alleen worden uitgeoefend als er voldoende samenhang tussen de vordering (bijv. afgifte gerepareerde auto) en de verbintenis (bijv. betaling € 1400) bestaat om de opschorting te rechtvaardigen. Uit de wet volgt dat een zodanige samenhang er onder meer kan worden aangenomen in het geval de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar gedaan hebben. 
 

Opeisbare vordering

Naast de vereiste samenhang (of ‘connexiteit’) moet degene die zijn prestatie wil opschorten beschikken over een opeisbare vordering. Na het ontstaan van de opeisbaarheid is een verbintenis meteen opeisbaar, tenzij er een tijdstip voor nakoming is bepaald. Als bijvoorbeeld de termijn voor nakoming nog niet is verlopen dan is de vordering nog niet opeisbaar. Uit de overeenkomst, uit de wet, of uit gewoonte zal vaak voortvloeien welke partij het eerst moet presteren. Deze partij mist dan haar eigen opschortingsmogelijkheid. In bovenstaande geschetste situatie is dat Willem omdat hij binnen een week de gerepareerde auto moet afgeven en Adriaan twee weken de tijd heeft om te betalen. Dit volgorde blijkt in dit geval uit de overeenkomst. 
 

Opschorting voor opeisbaarheid

Reeds voordat de vordering opeisbaar wordt kan in sommige gevallen ook al tot opschorting over worden gegaan, wanneer de kans groot is dat de wederpartij niet zal presteren. Bijvoorbeeld indien de eiser uit een mededeling wederpartij mag afleiden dat deze tekort zal schieten in de nakoming van de verbintenis of indien hij goede gronden heeft dat wederpartij zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning. De partij die zelf als eerste moet presteren is bevoegd tot opschorting wanneer zij kennis heeft genomen van omstandigheden die gegronde vrees geven dat mogelijk niet wordt nagekomen. 
 

Wanneer is opschorting niet mogelijk

Als degene die van zijn recht tot opschorting gebruik wil maken, niet meewerkt aan de nakoming van de verbintenis door de wederpartij zodat deze zijn verplichtingen kan nakomen, is er sprake van schuldeisersverzuim. Daarbij kan worden gedacht aan iemand die na een bestelling van goederen geen adres wil opgeven voor levering. Diegene kan dan niet zijn eigen prestatie gaan opschorten. 
 
Daarnaast is het als het voor de wederpartij blijvend onmogelijk is om zijn prestatie na te komen niet mogelijk om tot opschorting over te gaan. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat door een brand de garage en de auto van Adriaan is vergaan. Willem kan dan de auto niet meer leveren.  Er zou dan worden opgeschort tot in het oneindige en dat is zinloos. Wel is mogelijk dat uit een dergelijke situatie ook een vordering tot schadevergoeding voor de auto ontstaat van Adriaan op Willem. Het niet betalen van deze vordering kan dan een grond zijn voor Adriaan om zijn verplichting om op te schorten. 
 
Tot slot is het niet mogelijk om op te schorten wanneer er ook geen beslagmogelijkheden zouden zijn. Dit in verband met het laten bestaan van het bestaansminimum van de wederpartij, waardoor deze niet meer in zijn bestaan zou kunnen voorzien door de opschorting. 
 
Het is van belang om voor de volledigheid nog op te merken dat er ook op deze uitzonderingen weer bepaalde uitzonderingen bestaan. Soms kan er in een van de bovenstaande gevallen toch gebruik worden gemaakt van het opschortingsrecht.

 
Redelijk en billijk in de situatie

De opschorting moet in het concrete geval wel redelijk en billijk zijn. Stel dat de niet-nakoming van de ene partij zeer gering is, dan mag de eisende partij zijn prestatie niet geheel opschorten. Gebruik van het opschortingsrecht moet in een redelijke verhouding staan tot de niet-nakoming van de wederpartij. Als de niet-nakomende partij zijn verplichting alsnog nakomt, vervalt de bevoegdheid tot opschorting. 
 

Cessie (overdracht van de vordering)

Als de vordering van de wederpartij overgedragen wordt aan een ander dan kan het opschortingsrecht ook worden uitgeoefend jegens die ander. 
 

Verjaring

De bevoegdheid tot opschorting blijft bestaan na verjaring van de rechtsvordering op de wederpartij. Hoewel dus geen nakoming meer gevorderd kan worden van de wederpartij door verjaring, is toch opschorting van de eigen prestatie mogelijk. 
 

Contractuele beperkingen en uitbreidingen

In een overeenkomst kan het opschortingsrecht beperkt of uitgebreid worden. Dit kan echter alleen als het gaat om een overeenkomst met een persoon die handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Een consument is bijvoorbeeld beschermd tegen beperking of uitsluiting van het opschortingsrecht in de overeenkomst. In de algemene voorwaarden mag tet recht van opschorting niet worden beperkt of weg worden gelaten. Bij personen bedrijfs- of beroepsmatig handelende personen mag dit wel worden overeengekomen. 
 

Faillissement van de wederpartij

Van het opschortingsrecht kan ook gebruikt worden gemaakt jegens een eventuele schuldeiser van de wederpartij. Daarbij kan onder andere worden gedacht worden aan een faillissement-situatie. Stel dat garagehouder Willem failliet is. De curator ziet de vordering van Willem op Adriaan tot betaling van € 1400 en wil namens de schuldeisers de vordering gaan incasseren. Adriaan kan betaling dan opschorten totdat hij zijn gerepareerde auto terug heeft gekregen. 
 

Retentierecht

Als de te verrichten prestatie die opgeschort wordt bestaat uit het afgeven van een bepaalde zaak, dan spreken we tevens van een retentierecht. Zie hiervoor het artikel over retentierecht.