Eva wil zich graag verenigen met alle dierenliefhebbers die een hekel hebben aan bont. Ze heeft het idee met haar groep naar een modeshow, waar bont geshowd wordt, te gaan en daar de orde flink verstoren. De overheid komt achter het plan en haalt de groep uit elkaar voordat het uit de hand loopt. Het recht op vereniging is een grondrecht van een ieder. Mag de overheid dit grondrecht beperken door de groep uit elkaar te halen?



Wat zegt de wet?

Een grondrecht kan alleen beperkt worden indien de Grondwet dat via een specifieke clausulering toestaat. Er moet dus een specifieke bepaling bestaan die de bevoegdheid geeft het grondrecht te beperken. Bijvoorbeeld: behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen uit artikel 4 van de Grondwet. Zo’n bepaling kan bestaan uit een aantal voorschriften:

  • Competentie: wie er mag beperken;
  • Doel: met welk doel er beperkt mag worden;
  • Procedure: welke procedure er gevolgd moet worden voordat er beperkt mag worden;
  • Kernrecht: er wordt genoemd wat er tot de kern hoort en wat daar omheen ligt mag beperkt worden (komt bijna nooit voor).

 

Beperkingssysteem

Er is sprake van een schending van een grondrecht als de overheid onjuist heeft beperkt. Als een burger naar de rechter stapt met de claim dat de overheid haar grondrecht heeft geschonden, zal de rechter dus moeten toetsen of de overheid het grondrecht juist, dus volgens de wet, heeft beperkt.

De eerste vraag die de rechter moet beantwoorden is of de claim onder de reikwijdte van het grondrecht valt. Voor het bepalen van de reikwijdte, gaat het om de redelijke uitleg van grondrechten. De grondrechten moeten niet zo ver gaan dat bepaalde activiteiten te allen tijde, op elke plaats en op iedere wijze mogen worden uitgeoefend. Op het moment dat een automobilist om vier uur zijn ogen sluit om te bidden en hij veroorzaakt een ongeluk, kan hij zich niet beroepen op zijn godsdienstvrijheid. Dit valt niet binnen de redelijke uitleg van het grondrecht en dus niet binnen de reikwijdte van het grondrecht.

Ook wordt er gekeken naar de strekking van het grondrechtsartikel. Binnen de reikwijdte van recht op vereniging, zullen verenigingen vallen. Wanneer er geen sprake is van een vereniging, maar van een individu die de orde wilde verstoren, kan hij/zij zich niet beroepen op dit artikel. De situatie valt dan niet binnen de reikwijdte. 

Wanneer de claim niet onder de reikwijdte valt, is de rechter klaar. Hij kan de zaak niet verder behandelen. Valt deze er wel onder, dan behandelt hij de tweede vraag. Is er beperkt door de overheid? Zo nee, dan kan er geen sprake zijn van een schending van het grondrecht. Zo ja, door naar vraag drie.

De derde vraag is of er rechtmatig beperkt is. Nu zijn er verschillende situaties denkbaar.

  • Het grondrecht bevat geen beperkingsclausule. In dit geval is niemand bevoegd te beperken, want de vereiste wettelijke grondslag mist. Iedere beperking zal een schending van de grondrechten opleveren.
  • Het grondrecht bevat een beperkingsclausule. De overheid is nu bevoegd te beperken. Voor een rechtmatige beperking, moet deze voldoen aan de voorschriften gegeven in de beperkingsclausule. De mogelijke voorschriften zijn eerder genoemd onder het kopje ‘wat zegt de wet?’ Er hoeft alleen voldaan te zijn aan de voorschriften die genoemd zijn in de clausule. Staat er in de clausule het competentievoorschrift: ‘bij wet’, dan mag enkel de formele wetgever een beperking maken. Staat er ‘bij of krachtens de wet’, ‘de wet stelt regels’ of ‘de wet regelt’ dan mag de formele wetgever in zijn beperkingswet een nieuw competentievoorschrift maken voor lagere regelgevers. Zo kan de formele wetgever de bevoegdheid beperkingen te maken, overdragen aan de gemeente. Als er aan alle voorschriften is voldaan, is de beperking van de overheid rechtmatig geweest. Er is geen sprake van een schending van een grondrecht.