U bent aan het werk, u glijdt uit over een gladde vloer, het schiet u in de rug bij het verplaatsen van een object met een lange herstelperiode tot gevolg, u wordt slachtoffer van seksuele intimidatie, agressie of geweld. In deze gevallen is er sprake van een bedrijfsongeval en of een beroepsziekte. Wat is uw rechtspositie in een dergelijk geval?

Wanneer een werknemer te maken krijgt met een beroepsziekte of een bedrijfsongeval dan kan het zijn dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die uit de ziekte of het ongeval voortvloeien. In de wet staat de zorgplicht beschreven die op de werkgever rust. Deze zorgplicht houdt in dat de werkgever verplicht is ‘de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt’. Vervolgens zegt de wet dat de werkgever ‘aansprakelijk is voor de schade van de werknemer, tenzij de werkgever aantoont dat de op hem rustende zorgplicht is nageleefd of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer’.

Aansprakelijkheid werkgever 

Om tot een aansprakelijkheid te komen moet de werkgever toerekenbaar tekort geschoten zijn in het treffen van voorzieningen en moet het ongeval zich tijdens de uitvoering van de werkzaamheden van de werknemer hebben voorgedaan. Bekende gevaren en gevaren die werknemers behoren te kennen zijn niet uitgesloten. Ook voor deze gevaren moet de werkgever maatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen om zo schade te voorkomen. De werkgever heeft een uit de wet (het goed werkgeverschap) voortvloeiende onderzoeksplicht naar mogelijke gevaren binnen zijn bedrijf.

Onvoorzichtig door jarenlange ervaring

Uit jurisprudentie is af te leiden dat de Hoge Raad vindt dat er rekening gehouden moet worden met het feit dat de dagelijkse vergeetachtigheid en de dagelijkse omgang met machines en andere apparatuur, de gebruiker ervan er enigszins toe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die juist ter voorkoming van ongevallen aan te raden is. Met andere woorden: uit ervaring blijkt dat werknemers die veel met bepaalde gevaarlijke apparaten werken, net als iedereen soms iets kunnen vergeten, een moment van onoplettendheid meemaken en daarnaast, vanwege hun jarenlange ervaring de neiging kunnen hebben het niet zo nauw te hoeven nemen met de veiligheidsvoorschriften die er juist zijn om ongelukken te voorkomen.

Welke maatregelen moet de werkgever nemen?

Om maatregelen te nemen moet de werkgever allereerst weten welke gevaren er zijn. Deze dient hij te inventariseren. Hierbij heeft de werkgever een aantal hulpmiddelen die door onze wetgever en onze regelgevers zijn vastgesteld. De bekende gevaren kan de werkgever in elk geval afleiden uit verschillende bronnen van wet- en regelgeving. Let er wel op dat deze geschreven regels als minimumregels moeten worden aangemerkt. De werkgever moet namelijk meer doen dan alleen de Arbo-regels consequent naleven. Van de werkgever mag namelijk verwacht worden dat hij zelfstandig een preventiebeleid voert. Sterker nog; de werkgever heeft zelfs een onderzoeksplicht naar mogelijke gevaren die de door hem gebruikte hulpmiddelen voor zijn werknemers kunnen opleveren.

Elke branche heeft, naast de algemene gevaren, zo zijn eigen gevaren, en de technologische ontwikkeling brengt ook nieuwe risico’s en gevaren met zich mee. Wanneer de werkgever de voorgeschreven maatregelen (minimummaatregelen) niet neemt, laat staan maatregelen uit het zelfstandige preventiebeleid, kan dit nalaten van grote betekenis zijn in de beantwoording van de vraag of de werkgever in zijn zorgplicht toerekenbaar tekort is geschoten.
Lees hierin dat werkgevers een ongeschreven vorm van onderzoeksplicht hebben naar mogelijke gevaren. Deze plicht rijmt met de eisen van goed werkgeverschap uit art. 7:611 BW.

Wat te doen na een bedrijfsongeval?

Elke werkgever is verplicht om ernstige ongevallen te melden bij de Inspectie SZW. De werknemer doet er verstandig aan het ongeval zowel bij de werkgever als bij de bedrijfsarts te melden. De achterliggende gedachte is dat wanneer u een discussie krijgt over de vraag of u uw schade van uw werkgever vergoed krijgt, er moet vaststaan, of dat u zelfs moet kunnen bewijzen, dat de schade ontstaan is bij het uitvoeren van uw werkzaamheden. Afschriften van meldingen kunnen van doorslaggevende betekenis zijn in bewijskwesties.

Uitzendkrachten en ingeleend personeel

Het vierde lid van art. 7:658 BW zegt met zoveel woorden dat iemand die is ingeleend in het kader uitoefening van beroep of bedrijf en geen arbeidsovereenkomst heeft met werkgever, toch de werkgever aansprakelijk kan stellen o.g.v. lid 1 t/m 3. Naast de werkgever (inlener) kan de uitzendkracht ook het uitzendbureau aanspreken voor de schade.

Wat moet de werknemer bewijzen?

Het tweede lid van 7:658 BW bepaalt:

dat de werkgever jegens zijn werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de, in het eerste lid, genoemde zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Bij een arbeidsongeval en een beroepsziekte heeft de werknemer een stel- en bewijsplicht. De werknemer moet stellen dat hij schade heeft geleden, de omvang van de schade en deze schade moet hij kunnen aantonen c.q. aannemelijk maken. Hiermee is de kous nog niet af, want hij moet ook bewijzen dat de schade is geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

Het tijdstip, de plaats van het ongeval en de schade moet de werknemer bewijzen. De mogelijkheid van schade is onvoldoende. Niet noodzakelijk is echter de dat de werknemer de juiste toedracht of oorzaak van de toedracht van het ongeval of de ziekte stelt en bewijst.

Hoe kan de werkgever zich verweren?

Ingeval van een aansprakelijkstelling kan de werkgever, buiten het hierboven besproken verweer, proberen aan te tonen dat er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Er is sprake van opzet als de gedraging van de werknemer gericht was op het veroorzaken van schade. Van bewuste roekeloosheid is sprake wanneer de betrokken werknemer zich onmiddellijk voor het ongeval ervan bewust is geweest dat zijn handelswijze een roekeloos karakter heeft. Nu zal de lezer begrijpen dat dit nagenoeg een onmogelijke bewijsopgave is. Helemaal wanneer we beseffen dat in dit geval het principe uit art 150 Rv. “wie stelt, bewijst” van toepassing is.

Verder kan de werkgever van mening zijn dat het causaal verband tussen de schending van zijn zorgplicht en de schade geheel ontbreekt, wat hij natuurlijk dan moet bewijzen. Waar dit in feite op neerkomt, is dat hij moet aantonen dat met het nemen van de vereiste maatregelen het ongeval of de ziekte niet voorkomen had kunnen worden.

Welke schade krijgt een werknemer vergoed?

Uitgangspunt is het alles of niets principe. Of de werknemer wordt in zijn gehele schade tegemoetgekomen zonder enige eigen risico, of de werknemer krijgt niets. Er zijn gevallen bekend waarin de rechter niet van dit uitgangspunt is uitgegaan en een verdeelsleutel heeft toegepast. Een vorm van proportionaliteitsaansprakelijkheid.

In dit bijzondere geval ging het om een aan longkanker overleden werknemer. Tijdens zijn werk is hij blootgesteld aan asbest. De werkgever was van mening dat de longkanker te wijten was aan het stevige rookgedrag van de werknemer. Door de rechtbank werd een deskundigenonderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de kans dat longkanker het gevolg was van de blootstelling aan asbest 55% is. De overige 45% heeft de rechtbank niet aan de werkgever toegerekend.

In rechtspraak van de Hoge Raad is dit als volgt verwoord:

“Mede gelet op de aan de artikelen 6:99 en 6:101 BW ten grondslag liggende uitgangspunten moet daarom worden aangenomen dat, indien een werknemer schade heeft geleden die zowel kan zijn veroorzaakt door een toerekenbare tekortkoming van zijn werkgever, als door een aan de werknemer zelf toe te rekenen omstandigheid als hiervoor bedoeld, als door een combinatie daarvan, zonder dat met voldoende zekerheid is vast te stellen in welke mate de schade van de werknemer door deze omstandigheden of één daarvan is ontstaan, de rechter de werkgever tot vergoeding van de gehele schade van de werknemer mag veroordelen, met vermindering van de vergoedingsplicht van de werkgever in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin de aan de werknemer toe te rekenen omstandigheden tot diens schade heeft bijgedragen.”